Nieuw advies van Gezondheidsraad over gezonde eiwittransitie
Opschuiven naar een voedingspatroon met meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten is beter voor het milieu en gezonder voor de meeste Nederlanders. Dit blijkt uit het rapport Gezonde eiwittransitie van de Nederlandse Gezondheidsraad. Een verhoogde eiwitaanbeveling voor vegetariërs is volgens nieuwe berekeningen niet meer nodig. De raad benoemt in het rapport het belang en de inzet van de diëtist bij de eiwittransitie.
Gezondheidsvoordelen
De Gezondheidsraad onderzocht de gezondheidseffecten van een voedingspatroon met 60 procent plantaardige en 40 procent dierlijke eiwitten. In ons huidige voedingspatroon is die verhouding andersom. De commissie concludeert dat de verschuiving naar een voedingspatroon met 60 procent plantaardige en 40 procent dierlijke eiwitten goed is voor de gezondheid van de meeste Nederlanders. Dit voedingspatroon voldoet beter aan de Richtlijnen goede voeding dan ons huidige voedingspatroon. Een belangrijk voordeel van de eiwittransitie is dat het risico op chronische ziekten omlaag gaat: de consumptie van gezonde (meer) plantaardige voedingspatronen met volkoren granen, fruit, groente, noten en peulvruchten verlaagt het risico op hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en kanker. Ook het eten van minder rood vlees en bewerkt vlees hangt samen met een lager ziekterisico. Verder daalt door de eiwittransitie de inname van verzadigd vet en mogelijk zout, en stijgt de inname van vezels. Voor spier- en botgezondheid levert de eiwittransitie naar verwachting geen problemen op voor de algemene bevolking.
Risico op tekorten
De commissie onderzocht ook of de eiwittransitie mogelijk tekorten aan bepaalde voedingstoffen zou opleveren. Dierlijke voedingsmiddelen zijn behalve een bron van eiwit immers ook een bron van andere voedingsstoffen. De conclusie: het is mogelijk om de eiwittransitie in te vullen zonder dat tekorten aan voedingstoffen ontstaan. Hierbij is het niet nodig om de vermindering van de hoeveelheid vlees te compenseren door een stijging van de hoeveelheid vis en zuivel. Om de inname van plantaardige eiwitbronnen te verhogen, adviseert de commissie meer peulvruchten en noten te eten en te variëren met eiwitbronnen. Kant-en-klare vervangers van vlees, zuivel en vis bevatten nu nog vaak te veel toegevoegd zout of suiker. Als consumenten deze producten regelmatig als vervanger gebruiken, is het nodig dat de producten essentiële voedingsstoffen leveren die qua hoeveelheden vergelijkbaar zijn met de producten die ze vervangen, stelt de commissie.
Rol voor de diëtist
Omdat ons huidige voedingspatroon meer dan voldoende eiwit levert, zorgt een daling van de totale hoeveelheid eiwit bij de meeste Nederlanders niet voor een tekort. Specifieke groepen hebben wel extra aandacht nodig, zoals mensen met chronische ziekten of obesitas, kinderen, ouderen, zwangere en lacterende vrouwen en mensen met een lage eiwit- en energie-inname. Hier ziet de raad een belangrijke adviesrol voor de diëtist weggelegd. Mensen met een lage eiwit- en energie-inname (zoals patiënten in ziekenhuizen, verpleeghuizen of revalidatiecentra, of ouderen met thuiszorg) kunnen een verhoogde eiwitbehoefte hebben. Bij een meer plantaardig eetpatroon, is bij deze groepen meer aandacht nodig voor de eiwitkwaliteit en de totale inname van voedingsstoffen. Bij groepen die onder specialistische behandeling zijn met multi-problematiek is begeleiding door een diëtist van belang, aldus de commissie.
Gewijzigde eiwitaanbeveling voor vegetariërs
In 2001 werd door de Gezondheidsraad een hogere aanbevolen hoeveelheid eiwit geadviseerd voor vegetariërs en veganisten, om te compenseren voor een mogelijk lagere eiwitkwaliteit van hun voedingspatroon. Op basis van nieuwe berekeningen vindt de commissie dat deze hogere eiwitaanbeveling voor vegetariërs niet meer nodig is. De eiwitaanbeveling voor vegetariërs wordt daarmee gelijk aan die voor de algemene bevolking. De aanbeveling voor veganisten blijft gelden, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om de bestaande aanbeveling te herzien.
Verlaging milieu-impact
Geschat wordt dat de verschuiving naar een voedingspatroon met 60 procent plantaardige en 40 procent dierlijke eiwitten kan leiden tot een afname van ongeveer 25 procent in milieu-impact ten opzichte van het huidige voedingspatroon. Deze afname geldt zowel voor de uitstoot van broeikasgassen als voor het landgebruik. De milieu-impact kan verder verlaagd worden als andere keuzes worden gemaakt binnen productgroepen. Zo is wit vlees (zoals kip) bijvoorbeeld minder belastend voor het milieu dan rood vlees (zoals rund). De commissie merkt op dat voor het behalen van milieudoelstellingen meer nodig is dan alleen de eiwittransitie. Het is ook noodzakelijk dat mensen niet meer eten dan nodig, dat voedselverspilling wordt tegengegaan en dat milieu-impact wordt verlaagd via innovatie in productiesystemen.
Bron: Gezondheidsraad
Gepubliceerd op 14 december 2023
Door Sophie Luderer