Ongunstiger darmmicrobioom na transplantatie
Mensen die een nier- of levertransplantatie hebben ondergaan, hebben een minder gunstige samenstelling van het darmmicrobioom. Mogelijk biedt dit inzicht aanknopingspunten voor behandeling om de gezondheidstoestand van deze patiënten te verbeteren. Dat blijkt uit onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG).
Ontlastingsmonsters
De onderzoekers analyseerden ontlastingsmonsters van ruim 1.000 mensen die een lever- of niertransplantatie hadden ondergaan. Deze monsters vergeleken ze met bijna 1.200 ontlastingsmonsters van gezonde mensen. Daarnaast volgden de onderzoekers nog 78 ontvangers van een donornier voorafgaand aan de transplantatie tot 2 jaar daarna.
Afwijkende samenstelling
Voor de transplantatie was het darmmicrobioom van de patiënten al afwijkend ten opzichte van dat van gezonde mensen. Na de transplantatie nam dat verschil verder toe. Bij de patiëntengroep was een toename te zien van ongezonde bacteriesoorten in de darmen, en tegelijkertijd een afname van de gezonde bacteriesoorten. Belangrijke functies van de gunstige werking van de darmbacteriën werkten na de transplantatie minder goed. Deze veranderingen bleven jaren na de transplantatie nog bestaan en zijn geassocieerd met vroegtijdig overlijden.
Medicatie als oorzaak
Deels zijn de veranderingen in het darmmicrobioom te verklaren door de immuunonderdrukkende medicatie die patiënten na de transplantatie moeten gebruiken. Ook hebben deze patiënten vaker antibiotica nodig. Van beide medicijnen is bekend dat ze een ongunstig effect hebben op het darmmicrobioom.
Eerste stap
Deze nieuwe inzichten zijn volgens de onderzoekers een eerste stap richting behandelingen die gericht zijn op het darmmicrobioom. Mogelijk kan de samenstelling van het microbioom hersteld of beschermd worden richting een meer gezonde samenstelling. Dit zou de algehele gezondheid en de kwaliteit van leven van transplantatiepatiënten ten goede kunnen komen.
Bron: UMCG
Gepubliceerd op 8 september 2022
Door Marjolein Streur