‘Ga multidisciplinair aan de slag met de nieuwe richtlijn ondervoeding’

Onlangs bracht de Stuurgroep Ondervoeding de nieuwe Richtlijn ondervoeding bij volwassenen uit. Anders dan de voorgaande dieetbehandelingsrichtlijn uit 2011 gaat het nu om een multidisciplinaire richtlijn. ‘Voor diëtisten een ideale kans om andere disciplines uit te nodigen om samen te kijken of de huidige zorg aan de nieuwe richtlijn voldoet’, stelt dr.ir. Hinke Kruizenga, staflid van de Stuurgroep Ondervoeding en eerste auteur van de richtlijn.

Wat is de rol van de diëtist in de nieuwe richtlijn?

‘Ondervoeding is niet alleen het probleem van de diëtist, maar ook van artsen, verpleegkundigen, voedingsassistenten en zelfs fysiotherapeuten. De diëtist is daarbij de spin in het web: dé deskundige op dit gebied en degene die niet alleen de voedingsadviezen geeft, maar ook kan zorgen dat de screening,  diagnosestelling en behandeling van ondervoeding op orde is. Diëtisten kunnen het voortouw nemen, aan de bel trekken als bijvoorbeeld screening niet goed gaat en andere disciplines scholing geven. Dat is onze meerwaarde als diëtist en die rol zouden we meer moeten pakken. Zo kunnen we ervoor zorgen dat de voedingstoestand een volwaardig onderdeel is van de medische diagnose en behandeling.’

Wat zijn de belangrijkste verschillen met de vorige richtlijn?

‘Naast de multidisciplinaire insteek is er in de nieuwe richtlijn meer aandacht voor palliatieve zorg, transmurale zorg en beweging. Dit laatste biedt diëtisten een leuke uitdaging om meer samen te gaan werken met fysiotherapeuten. De laatste jaren is steeds duidelijker geworden dat beweging  essentieel is voor het behoud en de opbouw van spieren. Alleen een optimale voeding, heeft minder effect als iemand inactief in bed ligt. En alleen beweging zonder goede voeding werkt ook niet. Voeding en beweging zijn echt samen nodig.’

Vorig jaar kwam de European Society for Clinical Nutrition and Metabolism (ESPEN) met

nieuwe risico-indicatoren voor ondervoeding

. Zijn die overgenomen?

‘Daar is veel discussie over en wij zijn de eersten die hier nu een voorlopig standpunt over hebben ingenomen. In de richtlijn hebben we vooralsnog vastgehouden aan de gebruikelijke risico-indicatoren: een BMI onder 18,5 en voor 70-plussers onder 20 of onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in 6 maanden of meer dan 5% in een half jaar. ESPEN is strenger: er wordt alleen van ondervoeding gesproken bij een lage BMI of gewichtsverlies in combinatie met een lage vetvrije massa. Dat betekent dat vooral patiënten met overgewicht pas veel later dan gebruikelijk de diagnose ondervoeding krijgen. Iemand met een BMI van 40 die onbedoeld meer dan 10% gewichtsverlies heeft, zou volgens ESPEN geen risico op ondervoeding hebben. Maar in onderzoek vinden we wel een verhoogd sterfterisico bij deze groep. Kortom: we vinden het nog te vroeg om het roer helemaal om te gooien. Er is eerst meer onderbouwing nodig. Wel zijn we voorstander van meer aandacht voor de lichaamssamenstelling. Dit geeft een indicatie van de spiermassa, wat de centrale determinant van voedingstoestand is en niet met alleen het gewicht is in te schatten. We pleiten dus zeker voor het meten van de lichaamssamenstelling bij ondervoeding.’

De Stuurgroep Ondervoeding bestaat 10 jaar. Is er in die tijd veel bereikt?

‘Jazeker. Toen we begonnen, was bijvoorbeeld de prevalentie van ondervoeding nog helemaal niet goed bekend. Nu hebben we mooie prevalentiecijfers beschikbaar en weten we precies hoe het ervoor staat bij verschillende groepen. Of ondervoeding in die 10 jaar afgenomen is, durf ik niet te zeggen. Wel bij verpleeghuizen, waar de zorg sterk is verbeterd. Maar in ziekenhuizen verwacht ik geen daling, omdat patiënten vaak al ondervoed binnenkomen. De problemen ontstaan vooral in de thuissituatie. Wel is de zorg voor ondervoeding in ziekenhuizen de laatste jaren verbeterd.’   

Er zijn tegenwoordig steeds meer eiwitverrijkte producten beschikbaar. Wat vind je van die ontwikkeling?

‘Ik juich dat toe! Het is al lastig genoeg om te zorgen voor voldoende eiwit als iemand ziek is. In tegenstelling tot een medicijn moet eiwitverrijkte voeding vaak een paar keer per dag geconsumeerd worden. De compliance is daarbij een groot probleem.  Hoe meer aanbod er is, hoe meer keuzes en variatiemogelijkheden patiënten hebben.’ 

Gepubliceerd op 1 september 2017

Door Angela Severs

Reageer op dit artikel

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.