Nieuw allergenenbeleid met hogere drempelwaarden

Per 1 januari 2024 is een nieuw Nederlands allergenenbeleid van toepassing. De lage Nederlandse drempelwaarden uit 2016 zijn vervangen door nieuwe, hogere waarden. Ook zijn de regels aangescherpt voor het waarschuwen op het etiket voor de mogelijke en onbedoelde aanwezigheid van allergenen. Naar verwachting zal het aantal waarschuwingen hierdoor afnemen.

Voorverpakte voedingsmiddelen

Het nieuwe allergenenbeleid geldt voor voorverpakte voedingsmiddelen en is vastgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Uiterlijk 1 januari 2026 moeten alle producten aan de nieuwe regels voldoen. Het nieuwe beleid is gebaseerd op intensief overleg tussen overheid, voedingsmiddelenindustrie en patiëntenorganisaties (Stichting Voedselallergie, Nederlandse Coeliakie Vereniging, ProVeg Nederland en Nederlands Anafylaxis Netwerk). Het is door al deze partijen enthousiast ontvangen.

Forse verhoging drempelwaarden

De nieuwe drempelwaarden voor allergenen zijn vrijwel allemaal fors hoger dan voorheen en gebaseerd op adviezen van de Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) en de World Health Organization (WHO). Zo is de drempelwaarde voor pinda verhoogd van 0,015 mg naar 2 mg per dosering en voor melk van 0,016 mg naar 2 mg. De drempelwaarden zijn vastgesteld op basis van de FAO-WHO-regel dat maximaal 5 procent van de mensen met voedselallergie een (milde) reactie mag krijgen bij het eten van een product met een allergeengehalte onder de drempelwaarde. De bij het allergenenbeleid betrokken patiëntenorganisaties ondersteunen dit beleid. Met dit nieuwe beleid loopt Nederland voor op nog te maken afspraken in Europa en de rest van de wereld. De verwachting is dat deze nieuwe drempelwaarden binnen aanzienbare tijd op internationaal niveau (Codex Alimentarius) zullen worden vastgesteld.

Minder vaak waarschuwing voor allergenen

Het uitgangspunt bij het vaststellen van het nieuwe beleid was dat waarschuwingen voor de mogelijke en onbedoelde aanwezigheid van allergenen – Precautionary Allergen Labelling  – alleen nog gebruikt mogen worden als er daadwerkelijk een risico bestaat voor mensen met een voedselallergie. Voorheen werden deze waarschuwingen veelvuldig gebruikt, omdat fabrikanten zelf mochten kiezen wat ze op de verpakking zetten en wanneer. Daardoor is de indruk ontstaan dat fabrikanten zich met waarschuwingen wilden indekken. Patiëntenorganisaties hebben benadrukt dat terughoudend gebruik nodig is om de geloofwaardigheid te behouden. In het nieuwe beleid moet het risico aantoonbaar zijn, waardoor het voor de zekerheid gebruiken van waarschuwingen niet meer is toegestaan. Bovendien zullen waarschuwingen minder vaak nodig zijn door het verhogen van de drempelwaarden.

Geen “Kan sporen bevatten” meer

De enige bewoordingen die als waarschuwingen gebruikt mogen worden zijn: “Kan X bevatten” en “Niet geschikt voor X”. Andere bewoordingen als “Kan sporen bevatten van X” of “Gemaakt in een bedrijf waar ook X wordt verwerkt”, zijn niet meer toegestaan. Overigens hebben de patiëntenorganisaties hun voorkeur uitgesproken voor “Kan X bevatten”. Zij vinden dat de individuele consument zelf de risicoafweging moet kunnen maken of een kans op aanwezigheid voor hen acceptabel is. “Niet geschikt voor X” vinden zij te beperkend. Een besmetting boven de drempelwaarde betekent namelijk niet dat het product ongeschikt is voor iedereen met die allergie.

Bronnen: Allergenen consultancy en Stichting Voedselallergie

Gepubliceerd op 15 januari 2024

Door Angela Severs

Reageer op dit artikel

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.