Stress nadelig voor kwaliteit moedermelk

‘Stress beïnvloedt de samenstelling van moedermelk nadelig’, stelde dr. Aniko Korosi, Associate Professor aan de Universiteit van Amsterdam tijdens het minisymposium “Sta voor borstvoeding: inzichten van toen en nu” dat op 4 oktober werd gegeven tijdens de Landelijke Borstvoedingsweek. Zij presenteerde onder andere uitkomsten van het Amsterdams Borstvoedingsonderzoek.

Borstvoedingsweek

Ter gelegenheid van de Landelijke Borstvoedingsweek (van 3 tot 10 oktober) organiseerde de Landelijke Borstvoedingsraad (LBR) voor gezondheidsprofessionals het online minisymposium. Er was grote belangstelling van vooral JGZ-verpleegkundigen, lactatiekundigen, JGZ-artsen en kraamverzorgenden vanuit het hele land. Er waren ook diëtisten aanwezig. Diverse sprekers gaven vanuit verschillende invalshoeken hun kijk op borstvoeding.

Kwaliteitsdaling van moedermelk voorkomen

Korosi vertelde dat stress ervoor zorgt dat de moedermelk minder langeketen meervoudig onverzadigde vetzuren (omega 3 en 6) bevat. Vooral het gehalte aan omega 6 was lager bij de vrouwen die stress hadden. Tegelijkertijd steeg het aminozuurgehalte van de borstvoeding en veranderde de bacteriesamenstelling van de moedermelk negatief. Korosi’s conclusie is dat er wellicht met gerichte stressreductiemaatregelen en met dieetadviezen kwaliteitsdaling van moedermelk voorkomen kan worden.

Borstvoeding was niet altijd gewoonte

Hoewel vaak de indruk bestaat dat kinderen vroeger altijd de borst kregen, is het tegendeel waar. Volgens historica en journalist Geertje Dekkers waren er in de 19^e eeuw grote groepen vrouwen die hun kinderen geen borstvoeding gaven en ze voedden met melk of pap. Alternatieven zoals de volledige zuigelingenvoeding van tegenwoordig waren er nog niet. Volgens Dekkers werd er zo weinig borstvoeding gegeven, met name in lage sociale klassen, omdat de moeders aan het werk moesten en er geen ruimte was het kind mee te nemen. Aan de andere kant bestond er een wantrouwen over borstvoeding omdat men dacht dat het ziektes kon overbrengen of dat als een vrouw emotioneel was het kind ziek kon worden van moedermelk. Wel waren er diverse artsen die zich zorgen maakten over de voeding van de pasgeborenen en juist probeerden moeders over te halen borstvoeding te gaan geven. In de 19^e eeuw was de kindersterfte hoog: gemiddeld stierf 1 op de 5 zuigelingen. Al had dat niet alleen met wel of geen borstvoeding te maken, ook hygiënische omstandigheden en het ontbreken van vaccinaties en antibiotica speelden een rol.

Werk en borstvoeding

Van alle jonge moeders start 69 procent met het geven van borstvoeding, na een maand geeft minder dan de helft nog borstvoeding en als het kindje 6 maanden is, is het percentage gezakt tot 19 procent. Veel vrouwen stoppen met borstvoeding geven als ze weer aan het werk gaan. Sjoukje van Dellen, postdoctoral researcher, vertelde over haar promotieonderzoek naar het faciliteren van de vaak lastige combinatie van borstvoeding en werk. Daarbij spitste ze de presentatie vooral toe op hoe de inrichting en sfeer van een kolfruimte invloed heeft op de intentie van vrouwen om borstvoeding te blijven geven. Wettelijk zijn er eisen aan een kolfruimte, maar uit haar onderzoek blijkt dat dit een soort minimumeisen zijn. Het lijkt erop dat als de kolfruimte aantrekkelijker is en meer comfort biedt, vrouwen meer geneigd zijn langer borstvoeding te geven.

Hechting bij borst of fles

‘Hoe een kind gevoed wordt, via borst of via fles, maakt voor hechting niet uit’, vertelde Marilène de Zeeuw, klinisch psycholoog/psychotherapeut. ‘Er is geen wetenschappelijk bewijs dat de manier van voeden invloed heeft op de hechting.’ Zij vindt dat zelf een geruststellende gedachte voor alle vrouwen die flesvoeding geven en zich daarover schuldig voelen. ‘Borstvoeding levert wel voorwaarden voor verbinding omdat nabijheid tussen moeder en kind erbij inbegrepen is. Maar met wat aandacht is dat ook met de fles te regelen’, aldus De Zeeuw.

De opname van het minisymposium is tot het einde van het jaar via deze pagina nog te bekijken.