Screenen en herkennen van ondervoeding

Ondervoeding komt veel voor en wordt vaak over het hoofd gezien. Als er niets verandert in het beleid, zal dit de komende jaren zo blijven. Dat stellen hoogleraar diëtetiek Marian de van der Schueren en lector Malnutrition and Healthy Ageing Harriët Jager-Wittenaar in een artikel in Clinical Nutrition. Veranderingen in de gezondheidszorg vragen volgens hen om een meer proactieve aanpak van het screenen op en voorkomen van ondervoeding.

Ondervoeding niet altijd in beeld

De huidige ESPEN richtlijn voor het screenen op ondervoeding dateert uit 2002 en is gebaseerd op het tot dan toe bekende bewijs. Inmiddels zijn er veel ontwikkelingen geweest, zowel op het gebied van (screening van) ondervoeding als in de gezondheidszorg. Ondervoeding komt nog steeds veel voor, maar wordt volgens de auteurs nog vaak niet gezien. Hoe ondervoeding zich manifesteert, verschilt tussen mensen; bij zieke mensen geeft het een ander beeld dan bij de thuiswonende oudere die langzaamaan minder gaat eten. Vaak wordt ondervoeding tegenwoordig gemaskeerd door overgewicht, waardoor BMI niet meer een bepalende factor is om te zien of iemand ondervoed is. Daarnaast zijn mensen steeds korter in het ziekenhuis, waardoor er minder zicht is op de voedingsstatus van mensen.

Criteria en screeningstools

De Global Leadership Initiative on Malnutrition (GLIM) diagnostische criteria voor ondervoeding uit 2019 hebben ervoor gezorgd dat er wereldwijd consensus is over wat ondervoeding precies is. De eerste stap binnen de GLIM is het gebruiken van een screeningstool. Het probleem hierbij is dat verschillende tools een verschillende uitkomst geven. In navolging van de wereldwijde consensus over de diagnose van ondervoeding via GLIM, pleiten de auteurs ook voor het bereiken van wereldwijde consensus over het screenen op ondervoeding. Veel van de screeningstools zijn gebaseerd op symptomen in plaats van op risicofactoren. Ondervoeding wordt vaak pas opgemerkt als er al symptomen aanwezig zijn, zoals gewichtsverlies. Vaak gaan er al andere risicofactoren aan vooraf, zoals dysfagie, pijn en verminderde mobiliteit. Screening zou dus eigenlijk al in een vroeger stadium moeten plaatsvinden, op basis van risicofactoren in plaats van op de aanwezigheid van symptomen.

Behandeling

Als (het risico op) ondervoeding is vastgesteld, moet de behandeling op meerdere domeinen plaatsvinden. Niet alleen zorgprofessionals spelen een rol, maar ook de welzijnssector moet betrokken worden. Dit betekent dat alle betrokken professionals voldoende kennis moeten hebben van (onder)voeding. Ook moeten patiënten goed gevolgd worden wanneer hun situatie veranderd en bijvoorbeeld vanuit het ziekenhuis naar huis gaan.

Bron: Clinical Nutrition

Gepubliceerd op 5 oktober 2022

Door Marjolein Streur

Reageer op dit artikel

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.