Koppeling voedseleducatie en vergroening schoolplein 

Steeds meer basisscholen zetten in op voedseleducatie en vergroening van het schoolplein. Maar hoe kijken scholen naar een combinatie van beide? Uit onderzoek van het Louis Bolk Instituut blijkt dat succes van deze koppeling afhangt van 3 factoren: visie, draagvlak en integratie in het curriculum. 

Moestuin als praktijkvoorbeeld

Voedseleducatie helpt kinderen om gezond en duurzaam eetgedrag aan te leren. Ook het vergroenen van het schoolplein draagt bij aan het aanleren van een gezonde leefstijl en het aanbieden van een gezonde voedselomgeving. Een moestuin op school kan beide elementen samenbrengen. Leerlingen leren zo niet alleen over voeding, maar ervaren ook hoe voedsel groeit. Dit maakt voedseleducatie concreet en tastbaar. 

Nodig voor een succesvolle koppeling

Om te onderzoeken wat de visie van scholen is op het combineren van vergroening en voedseleducatie interviewde het Louis Bolk Instituut 12 schoolteams en schoolbestuurders van basisscholen verdeeld over Nederland. De geïnterviewden gaven hierbij ook aan in hoeverre zij deze koppeling als haalbaar zien voor hun school. Uit het onderzoek komen 3 factoren naar voren die noodzakelijk lijken voor een succesvolle combinatie van voedseleducatie en vergroening: 

• Gezamenlijke visie: schoolteams en bestuurders moeten de samenhang tussen beide concepten erkennen en ondersteunen
• Draagvlak: ouders, leerlingen, schoolteams en de buurt moeten achter het initiatief staan
• Curriculum-integratie: voedseleducatie en vergroening moeten kunnen integreren met de bestaande lessen en leerdoelen

Handvatten voor basisscholen

De onderzoeksresultaten bieden praktische inzichten en tips voor scholen die voedseleducatie willen combineren met vergroening. De onderzoekers suggereren dat vervolgonderzoek kan helpen om de visie van ouders/verzorgers en de buurt beter in kaart te brengen. Hierbij kan ook onderzocht worden welke effecten de koppeling van voedseleducatie en vergroening van schoolpleinen heeft op leerlingen en hun omgeving. 

Bron: Louis Bolk Instituut